Inleiding
Nadat Sam en Auk elkaar in 1938 hebben leren kennen in Zwitserland ontstaat uit deze vriendschap een relatie. De kennismaking vond plaats bij een oom en tante van Sam, die in Melano wonen. Sam en Auk reizen na deze kennismaking samen in de trein terug naar Nederland.
Auk is in 1937 na haar candidaatsexamen gestopt met de studie theologie en werkt in die tijd bij Boekhandel Boucher in Den Haag.
Sam sluit in 1938 het eerste deel van zijn artsenexamen af. Daarna gaat hij zich specialiseren als arts-bacterioloog.
In 1941 worden de verloving en het huwelijk gepland.
De verloving zal plaatsvinden op 3 mei 1941. Op 26 juli 1941 zal het huwelijk plaatsvinden.
Sam woont dan in Leiden aan het Terweepark 2. Auk woont bij haar ouders in Den Haag aan de Willemstraat 48.
Ter gelegenheid van deze verloving en dit huwelijk is een mooi album samengesteld.
Dit album wil ik in dit blog graag laten zien en zo hier en daar een enkele aanvulling geven.
De verloving
De serie begint met de verloving op zaterdag 3 mei 1941. Er worden vele bloemen bezorgd voor het verloofde paar. De namen van alle bloemenschenkers zijn in het album opgenomen.
Daarna volgen de namen van al degenen die acte de préséance gaven bij de verloving.










De volgende bladzijden van het album laten het menu zien van het diner waar 11 mensen bij aanzitten.

Nog een aantal foto’s van het verloofde paar in de bloemenzee.



De huwelijksaankondiging.
Óók op een zaterdag, 26 juli 1941, zal het huwelijk plaatsvinden.

Een ongeluk.
3 dagen vóórdat het huwelijk plaatsvind speelt zich een drama af. Op 23 juli 1941 verongelukt Piet Feith, 30 jaar oud. Hij was een studiegenoot van Sam. Piet was in 1938 getrouwd en had twee jonge kinderen. Op de avond van 23 juli gaat Piet een fles wijn brengen naar het huis van Sam’s ouders, die op de Alexander Gogelweg 47 in Den Haag wonen. Er is daar een voorbereidingsfeestje gaande voor het huwelijksfeest van Sam en Auk dat 3 dagen later gehouden zal worden en de ceremoniemeester, ook een studiegenoot van Sam, Wim Fockema Andreae, belt Piet, die daar in de buurt woont en vraagt of hij nog een fles wijn kan brengen. Het is oorlog en er is verduisteringsplicht. Piet stemt in en brengt de fles van de Hofzichtlaan 3, waar hij woont naar de Alexander Gogelweg. Dat is ongeveer 7 km. Fietsen. Het is dus aardedonker en hij fietst o.a. door het Marlotpark. Op de terugweg fiets hij tegen een paaltje, Hij is dan heel dicht bij zijn huis aan de Hofzichtlaan. Hij valt heel ongelukkig van zijn fiets af en overlijdt diezelfde avond nog. Zijn zoon Rhijn, die ten tijde van het ongeluk 2 jaar was heeft in 2019 een boek over zijn vader uitgegeven met de titel ‘Zijn naam was Piet’. Piet Feith was tijdens het korte leven dat hij leidde een verzetsman. Ik heb grote delen van het boek gelezen en enige passages overgenomen. Ik heb schrijver Rhijn Feith ook een keer bezocht.
De begrafenis van Piet Feith was op dezelfde dag als het huwelijk van Sam en Auk.
Uit verhalen uit de familie heb ik begrepen dat er is overwogen om het huwelijk uit te stellen. Daar is niet toe besloten. Ook in het boek zelf wordt deze overweging genoemd.


Hieronder het boek over Piet Feith, geschreven door zijn zoon Rhijn Feith en enige passages uit het boek betrekking hebbend op het ongeluk en op de relatie tussen Piet en Sam.


Hieronder een foto van het tandemgezelschap ‘Societe Anonyme Tandemique’ uit Leiden. Piet en Sam waren daar beide lid van. In het blog dat gaat over de studietijd van Sam zal ik over dit studentengezelschap meer vertellen.

Hieronder een passage uit het boek over Sam.

Tenslotte nog een bericht van ceremoniemeester Wim Fockema Andreae aan weduwe Adine Feith-de Jonge.

Het huwelijk.
En toen brak de huwelijksdag zaterdag 26 juli 1941 aan.
Het ongeluk dat hierboven beschreven werd zal, naar ik aanneem, toch een schaduw over de dag geworpen hebben.
Hieronder de foto’s uit het gedenkalbum.

Op bovenstaande foto zien we de eerste bladzijde van de sketch die over Auk was gemaakt. Ik heb die sketch uitgetypt. Hieronder de tekst:
EERSTE TAFREEL AUKJES KAMER PIETERS KERKHOF 38
FLED: Dus morgen komt je moeder op bezoek?
ELLA: Ja want ze is jarig.
FLED: O!
Nou Maar ik moet opstappen, want ik heb nog zoveel te doen voor vanavond.
ELLA: Oy is vanavond die installatie van eerste jaars?
FLED: Ja
ELLA Waar doen jullie dat?
FLED: Op de vliering, dat is een stijlvolle omgeving.
ELLA: Ik hoor ze midden in de nacht de trap al afvallen.
FLED: Nou ze zullen de groentjes duidelijk maken dat ze zachtjes naar beneden moeten komen, opdat jullie nachtrust ongestoord blijft.
AUK: Nou, zo erg is het niet, ik moet toch laat werken. Nog een hele preekschets voor morgen.
FLED: Waarom zit je dan nu niets te doen?
AUK: Ja, ’s middags ben ik niet in de stemming hoor! Dat kan ik niet!
ELLA: Zullen we Fled dan maar een handje helpen met de sandwiches?
FLED: Als jullie dat doen zijn jullie engelen?
AUK: Goed hoor.
ELLA: Als je het brood al in huis hebt, kunnen we nu al beginnen.
FLED: Ja, kom maar mee naar beneden.
Alle drie af
AUK VOOR ZICHZELF:
Zal ik dan maar die tekst van Romeinen nemen? Ofschoon…… bij die van Handelingen kon ik dat ene gedicht zo goed gebruiken.
AUK ZUCHT.
ELLA KOMT OM DE DEUR KIJKEN:
Zeg, ik ga al naar bed, heb je nog veel te doen?
AUK: Kind, ik moet nog beginnen! Heering zal wel weer sputteren dat ik zo op het nippertje ben.
ELLA: F.F.F. heeft zich tot nu toe netjes gedragen, vind je niet? Ze is vrij stil daarboven.
AUK: Instemmingsgeluid
ELLA: Zeg, om hoe laat komt morgen je moeder?
AUK: Ze zou ’s morgens komen.
ELLA: Slaap jij maar zo lang mogelijk uit op je verjaardag. Ik zal wel zorgen dat alles voor de koffie er is.
AUK: Goed, fijn hoor! En slaap ze.
ELLA: Maf ze.
ELLA Af.
AUK MET EEN ZUCHT:
Nou Romeinen dan maar!
Auk werkt enige tijd zwijgend, bladert in bijbel en gezangboek.
Plotseling gestommel boven hun hoofd. F.f.f. loopt de trap af. kreten van st. st.
AUK: Nou, daar komen ze naar beneden. Erg lang hebben ze het niet gemaakt.
Het gestommel is afgenomen. Dan plots gezang.
AUK: Wat zullen we nou hebben?
WIJZE FRÈRE JAQUES:
Lieve meisjes (bis)
Wij danken u (bis)
Voor de goede spijzen
voor de lek’re dranken
Dank o dank!
Er wordt geroepen, alle twee! Auk hangt met het hoofd uit het raam. Ella’s hoofd verschijnt ook met haarnet.
GEZANG: Goede feeën, met z’n tweeën,
voor ’t dispuut, (bis)
we zullen u gedenken,
Dank o dank!
Beide hoofden uit het raam knikken vriendelijk.
3.
de volgende morgen.
AUK: Ella, wat een engel van een verjaardags cadeau, nee vind het echt znoezig (omhelzing).
ELLA: Ja, ik vond het ook zoo’n fijn teer dingetje! Maar je thee wordt koud en eet nu eerst. Is je preekschets nog gelukt?
AUK: Ia, dart gaat wel.
Een bel weerklinkt
AUK: Gunst, zou dat moeder al zijn? Even kijken.
AUK, hangend uit het raam:
Dag moeder, ik kom zo beneden! Auk rent weg.
Ella ruimt wat op, zet kopjes klaar. Na eigen tijd verschijnen Auk en Mevrouw Reindersma.
M.R.: He he we zijn er, dag Ella!
Gefeliciteer, handengeschud enz.
M.R.: Zoo kind, wat zitten jullie hier toch gezellig. (tot Auk) voel je je nogal jarig?
AUK: O ja! Reuze.
M.R. Kijk, ik heb hier wat voor je meegebracht.
AUK: O, ik ben echt reuze nieuwsgierig!
Auk krijgt het pakje en maakt het open.
AUK: O wat doddig, moeder wat lief van u!
Een ztelletje dessous verschijnt en word bewonderd.
ELLA: Mevrouw wilt u een kopje koffie? Gunst Auk wat snoezig, vanavond moet je het aantrekken.
AUK: houdt voor. Zonde dat je dat niet door je jurk heen kan zien!
Plotseling hevig geklop op de deur. Mevr. R. schrikt.
M.R. Gunst, wat is dat nou!
Binnen treden het bestuur F.F.F. in het zwart gekleed met linten om de hals en een bloemenstruik in de hand.
Ella verzamelt in snelle vaart het ondergoed.
ELLA: Geef gauw hier! Ik zal ’t wel opbergen.
Auk heeft moeite zich goed te houden.
PRAESES: Mejuffrouw Riendersma, gisteren hebt u, gedreven door de goedheid van uw hart, samen mejuffrouw Nooleleen de christelijke deugden in praktijk gebracht; gij hebt hongerigen gespijzigd. Wij mochten toen van de heer Fladerus vernemen dat gij vandaag de herdenking van uwe geboortedag viert. En daar wij deze dag niet wilden laten voorbijgaan, zonder uw liefdevolle daar van gisteren te vergelden, brengen wij u deze bloemenhulde, wij wensen u van harte geluk met deze dag.
Een voor een drukken zij plechtig de hand van Aukje.
P. Tot slot heffen wij nog een lied ter uwer eere aan: Lang zal ze leven!

En hier de tekst van de sketch die over Sam gemaakt was:
M. Zeg Prik, weet jij eigenlijk wat meer over die meneer, in wiens zak ik hier gekomen ben?
P. Een heele boel! Zeg maar wat je weten wilt, want als ik eenmaal begin, ben ik zo gauw nog niet klaar.
M. Hoe is die meneer z’n leven begonnen?
P. met de kreet Sampy issss moe!!!
M. en toen?
P. toen werd het Sampy wil een cadetje met niksss.
M. heeft hij dat lang volgehouden?
P. nee, want zinds jaar en dag, zie ik hem het gebaar ‘pils’ maken. Toen sprak hij minder, weet je, want er stak altijd een peuk cigaar in z’n mond.
M. Deed hij dat thuis ook?
P. Als je z’n verhalen in Leiden moet geloven dan wel. Maar in werkelijkheid viel het nogal mee.
M. Was hij ook overdag in Leiden te zien?
P. Zoms op de motor maar verder meende hij de dag in bed te moeten doorbrengen, om dan ’s avonds beter te kunnen werken. – maar s’avonds was hij op Minerva, – en ’s nachts ook – en toch kwam hij door z’n examens.
M. Wat een sportieve vent!
P. Ja, kijk maar eens naar zijn hoofd; voorop een gat van het rugbyen, daarnaast een gat van het sleeën, daaronder een gat van het bobben .
M. en wat heeft hij aan z’n voeten?
P. blaren van de Vierdaagsche en nog pijn van de smak, die hij in 1930 van het baldakijn voor Minerva op de Bree heeft gemaakt.
M. En als hij in Leiden te zien was, hoe was hij dan te zien?
P. Nou dat zal ik je eens op mijn gemak vertellen. Hij droeg zelden zijn eigen pak. Begin maar eens te kijken in het prentenboek van zijn mama; hij is begonnen met een Pro patria pak, daar heeft hij gaandeweg maar een trom voor gehangen, want daar was hij al gauw uitgebarsten;
Toen heeft hij zich een veel te duur vikingpak aangemeten, dat heeft hij schandelijk bemorst, maar het koper van de helm zal hij nu toch in moeten leveren.
Ja, en daarna heeft hij hoofdzakelijk als Mae West rondgeparadeerd. Dat was zijn gulden tijd; door vrienden geeërd en door vriendinnen benijd. De menschen zeiden dat het niet netjes was, maar zij vonden het toch lollig. Hij is zelfs in de sketch gekomen! En van Mae West is hij naar het neger genre overgegaan, maar z’n grootmama zag hem toch liever gewoon.
M. En verder?
P. Verder stond hij op zijn hoofd, of lag onder tafels, Beide met een bewonderenswaardig uithoudingsvermogen. Maar in die omstandigheden waren zijn vrienden niks aardig voor hem, want als meneer Sam – dat kan iedereen toch wel eens gebeuren – niet goed meer overeind kon komen, (boussen*) zij hem bij voorkeur helemaal onder het meubilair van Minerva.
M. Wonder dat hij er levend afgekomen is.
P. toch niet, want hij was zoo wetenschappelijk, dat hij altijd weer op zijn pootjes terecht kwam.
M. Was hij ook technisch?
P. Zeer! Hij wist theelepeltjes die rechtuit hoorden te zijn, links en rechtsom te draaien. Hij kon tijdens een examen een pracht van een kandelaar bij een van zijn professoren stuk knijpen. En hij was veel te technisch om iets, wat hij bij een ander leuk vond niet in zijn zak te steken.
M. Hij was dus zeker nogal gek.
P. Jawel maar niet gek genoeg om de gekken van Carp gek te vinden.
M. Daar moet je dan toch temperament voor hebben.
P. Nou dat heeft hij!!! Hij kan de rust en de gemoedelijkheid zelf uithangen maar laat hem niet kwaad worden. Nou zal ik maar niet over mijn eigen blauwe plekken beginnen die ik aan hem te danken heb. Nu hij op trouwen staat, is al dit hondenleed vergeten en vergeven. Maar kom niet aan hem als hij hem om heeft; vraag dat maar eens aan Andrea toen hij hem op de nieuwe uitleg** na een examen weer tot het leven poogde terug te brengen. Of aan de ongeboren knapen die als groenen van het l.s.c. in Sam’s klauwen vielen. Och we moeten maar zeggen, goede voorbereiding op het huwelijk; maar het is toch goed dat we Aukje nu nog net op tijd kunnen waarschuwen.
M. Ja, nu je over Aukje begint, hoe is hij eigenlijk aan deze echtvriendin gekomen.
P. Het is boven op bergen begonnen. Het moet in een weide geweest zijn, want ik heb zelf de koeienp…. geroken aan de broek van zijn beste pak. Als je in een wei met je beste pak loopt, nou, dan weet je het wel.
M. Wat hadden ze daar in die bergen te maken?
P. Nou, voor Aukje was het heel begrijpelijk; nadat ze van de bergen der theologie was afgezakt naar de dalen der gevallen vrouwen, (in Fransch Zwitserland dat is dichtbij Frankrijk…..vandaar) was zij er door een oom van Sam weer bovenop gehaald. En op diezelfde berg zat Sam, omdat diezelfde oom het ook nodig vond om de jonge arts eens nieuwe vergezichten te laten zien. Hij moet zijn ogen wel uitgekeken hebben.
M. Toch zeker wel met chaperonne?
P. Soms misschien, maar in ieder geval niet op de terugreis, want daar gaan zulke rare verhalen over. Toen hebben ze samen heel wat gedronken, en nog wel uit hetzelfde glaasje, dat nu nog in het familiearchief wordt bewaard.
M. En wat was er aan die twee te merken toen ze terug waren?
P. Sam liep alsmaar met een heele zotte wandelstok en Auk had volgens haar vriendinnen een frivole inslag gekregen.
M. Maar vertrouw jij die twee dan samen?
P. Heel best. Want frivoliteit is voor Sam heel goed. En Sams bezadigdheid is een waarborg dat er een goede huisvader in hem steekt. Laten we het daarop houden.
M. O zo.
*boussen lees ik. Ik kan het in het script niet goed ontcijferen en kan het niet thuisbrengen.
**Nieuwe uitleg. Volgens mij een straat in Den Haag.
Verder met de foto’s uit het album.

















Helaas heb ik niet kunnen vinden wie dit mooie gedenkboek heeft gemaakt en samengesteld.
Dit is deel zes van de blogs over mijn vader Samuel Johannes Cornelis Dunlop.
Hieronder een link naar de andere delen:
En dan nog een link naar de avonturen van Auk in Zwitserland. In de sketch van Sam wordt daar over gesproken: