Inleiding
In 2005 overleed mijn moeder… 92 jaar oud. 35 was ze toen ik geboren werd. 57 jaar zijn wij dus samen geweest.
Ik werd eind 1947 geboren in Indonesië… Nederlands-Indië zoals het toen nog heette voor de Nederlanders.
Mijn moeder was daar naartoe gegaan in 1946. Met 3 kleine kinderen. Haar man, mijn vader, ging eind 1945 alleen naar Indonesië om daar een nieuwe werkkring op te bouwen. Mijn moeder bleef in Nederland met mijn 2 oudste broers en een kind op komst. Dat was mijn zus, Zij werd in maart 1946 geboren en toen die zus een half jaar was kwam mijn moeder, met die 3 kinderen in Indonesië aan. Ze had de reis ernaar toe met de boot gemaakt.
Die reis, zo alleen, dat moet toch een hele onderneming geweest zijn voor haar. Daar hebben wij het samen eigenlijk nooit over gehad….. jammer. Wel kwam het op het eind van haar leven, toen zij de laatste jaren met dementie geconfronteerd werd terug in de gesprekken. Zij had het toen vaak erover dat zij op een schip zat en een verre reis aan het maken was.
Het vierde kind
In 1947 werd ik als vierde kind in Soerabaja geboren.
In Indonesië heeft ze tot 1950 gewoond. Tot in Indonesië de onafhankelijkheid door Nederland werd erkend. Mijn ouders moesten toen de keus maken of ze daar wilden blijven of terugkeren naar Nederland. Het werd het laatste. Dus daar gingen ze, nu met z’n tweeën en met 4 kinderen weer met de boot terug naar Nederland.
Ikzelf was toen nog erg klein, nog geen 3 jaar, dus heb daar helemaal geen eigen herinneringen aan.
In Nederland aangekomen heeft mijn moeder en wij ook natuurlijk, een tijd in een hotel in Overveen gewoond. Daarna een jaar of 2 op een appartement in Bloemendaal, aan de hoge duin en daalseweg. Zo rond mijn 5e jaar zijn we naar Haarlem verhuisd. Mijn vader werkte op het Marine hospitaal in Overveen. Voordat hij naar Nederland vertrok was hij Marine-arts in Soerabaja
Het huis in Haarlem was een groot huis met een grote tuin.. We woonden aan het Wilhelminapark. Ik denk dat het in 1952 was dat mijn ouders naar Haarlem verhuisd zijn. (over dit huis en zijn omgeving heb ik een blog geschreven: Van Wilhelminapark naar Hertenkamp en weer terug door de Haarlemmerhout. Een wandeling in foto’s en verhalen. )
In 1955 werd er nóg een kind geboren. Een broertje… 8 jaar jonger dan ik.
Dat was denk ik geen gezinsuitbreiding waar echt op gerekend was, al heeft mijn moeder zich daar nooit in die bewoordingen over uitgelaten.
Toen dat broertje werd geboren was de oudste zoon van mijn moeder 14 jaar. En zij zelf had ondertussen de leeftijd van 43 jaar bereikt.
Je kunt dus wel zeggen dat mijn moeder heel lang kinderen en daarmee opvoeding en daarmee onrust om zich heen gehad heeft. Mijn ouders trouwden in 1941. Mijn vader was toen 32 jaar, mijn moeder 28 jaar. In 1942 werd haar eerste zoon geboren en rond 1975 ging haar jongste zoon het huis uit. Een tijdspanne van 33 jaar. Voor veel mensen, die ordentelijk op hun 24e hun eerste kind krijgen en op hun 26e hun tweede, die allebei rond hun 20e het huis verlaten is het kinderhoofdstuk na zo’n 22 jaar afgelopen en dan ben je 46 als je weer een behoorlijke portie vrijheid tot je beschikking hebt. Mijn moeder was 63 toen het laatste kind het huis verliet en 64 toen ze alleen kwam te staan, omdat mijn vader op 68 jarige leeftijd overleed. Dat was in 1977. 36 jaar waren zij getrouwd geweest. Na zijn dood leefde ze, tot 2005, dus nog 28 jaar alleen.
Toen mijn vader overleed woonden mijn ouders in Goes. Mijn vader was na zijn 65e jaar daar nog aan een nieuwe baan begonnen, hij werd directeur van het streeklaboratorium aldaar. Helaas overleed hij 3 jaar later aan longkanker. Mijn moeder wist meteen zeker dat ze beslist niet daar alleen in Goes wilde blijven wonen.
Wageningen
De eerste tijd na het overlijden van haar echtgenoot heeft ze een paar maanden wat ‘rondgezworven’ bij haar kinderen. Maar na enige tijd is het huis in Goes verkocht en heeft mijn moeder in de Belmonte flat, een serviceflat in Wageningen, een appartement gekocht. Mijn ouders hadden afgesproken dat, als mijn vader zou stoppen met werken, volgens mij zou dat zijn als hij 70 jaar werd, zij samen daar in die serviceflat zouden gaan wonen. Maar, dat kwam er dus niet van. Door die gezamenlijke afspraak wilde mijn moeder dan toch heel graag daar in dat appartementencomplex gaan wonen. Daar kwam nog bij dat in hetzelfde complex tante Queen woonde, een zuster van mijn vaders moeder.
Jong vond ik haar, om op haar 65e jaar al in een serviceflat te gaan wonen. Maar aan de andere kant had het natuurlijk geen enkele zin om eerst nog eens ergens anders te gaan wonen voordat ze echt de leeftijd had bereikt om in een serviceflat te gaan wonen.
Na een periode van wennen beviel het haar daar. De flat was dicht in de buurt van het Belmonte Arboretum. In dat Arboretum kon prachtig gewandeld worden en ook de andere kant op was er volop wandelgelegenheid in het bos aan de overkant. Mijn ouders hadden in de loop der jaren een paar teckels gehad en de laatste die er was toen ze samen in Goes woonden heette Walter. Hij is meeverhuisd naar Wageningen. Met hem kon mijn moeder dus heerlijk wandelen in de buurt.
In Belmonte werd veel georganiseerd. Samen koffiedrinken, uitstapjes, concerten en… gelukkig, mijn moeder deed aan vrij veel activiteiten mee. Heel veel kennissen en vriendinnen heeft ze nooit gehad, op veel mensen viel in haar ogen wat aan te merken, maar hier, in Belmonte waren er toch een paar mensen om haar heen, waar ze het redelijk goed mee kon vinden en vond ze het leuk om aan dingen, die in Belmonte georganiseerd werden mee te doen.
Toen zij een jaar of twee in Wageningen woonde ging ik, vanuit het westen, in Nijmegen werken. De eerste tijd had ik nog geen huis daar en heb een half jaar bij mijn moeder in Wageningen gewoond. Haar flat was bescheiden van afmeting, maar gelukkig had ze een extra kamer gehuurd, waar ik kon slapen. De kamer had een eigen douche en toilet.
Dit wonen bij mijn moeder was een avontuur voor mij. Een avontuur, terug in de tijd, dat niet veel langer had moeten duren dan de tijd die het duurde. Ook al had ik die eigen kamer, het bleek dat wij elkaar te dicht op de huid zaten en ik was ontzettend blij toen ik in Nijmegen een eigen huis had gevonden.
Overdenking
Graag wil ik terugkijken op de relatie die mijn moeder en ik met elkaar hadden. Mijn moeder had een vast idee over hoe mijn leven in elkaar zat. Dat vond ik moeilijk en maakte onze relatie ingewikkeld. Want ook ik had een idee hoe mijn leven in elkaar zat en die twee ideeën die strookten niet echt met elkaar. Als kind al voelde ik mij door mijn moeder gedomineerd. Zij maakte uit wat ik leuk vond en wat ik wilde. En ik kan niet anders zeggen dan dat dat soms aardig overeen kwam met wat ik leuk vond en wilde. Maar regelmatig klopte dat ook helemaal niet. En dat maakte de verhouding wel eens heel ingewikkeld. Toen ik na 8 jaar de jongste geweest te zijn opeens een klein broertje erbij kreeg veranderde mijn plek in het gezin behoorlijk. Al gauw werd de moeite die ik had met die veranderde plek benoemd als jaloers. Dat vond ik ook toen al moeilijk verteerbaar. Toen ik 11 jaar was heb ik gevraagd of ik naar kostschool mocht. Aangezien dat bij ons in de familie eigenlijk helemaal niet tot onze tradities of gewoontes hoorden moesten mijn ouders daar wel even over nadenken. En kennelijk, na rijp beraad stemden zij daarin toe en zochten ze voor mij een internaat uit in Vaals, zo ongeveer de verste uithoek van Nederland. Wij woonden toen in Haarlem, dus het werd een internaat vanwaar ik uitsluitend de schoolvakanties zou thuiskomen. Natuurlijk moest ik daar even wennen, maar wat vond ik het er heerlijk! (over deze tijd heb ik een blog geschreven: Kostschooltijd….. mooie tijd) Ik heb het achteraf zeer gewaardeerd dat mijn ouders meegegaan zijn in die vraag van mij. Ik had toen toch de gelegenheid om een beetje los te komen van de spanning die ik thuis ervoer. Ik vond het jammer dat na 3 jaar dit uitstapje over was. Toen vonden mijn ouders het genoeg en haalden mij weer naar huis, waar ik in Haarlem de MMS afmaakte.
Wat ik me uit mijn kostschooltijd tijd nog sterk herinner is het feit dat mijn moeder mij iedere week een lange brief schreef over het wel en wee van de familie. Wat er gebeurde, wie er op bezoek kwam, hoe het met mijn kleine broertje en de andere gezinsleden ging. Zelf moest ik op zondagmiddag ook altijd een brief naar huis schrijven en daar maakte ik me meestal met een Jantje van Leiden af. Heel lang heb ik die brieven van mijn moeder bewaard. Als ik verhuisde kwam ik de brieven weer tegen. Tot ik bij een verhuizing het besluit nam de brieven weg te gooien. Wat moest ik ermee, dacht ik toen. Van die actie kreeg ik later enorme spijt. Wat een prachtig tijdsbeeld had ik gekregen als ik die brieven bewaard had! Maar ja… gedane zaken nemen geen keer en weg was weg!
Mijn moeder zag mij graag gelieerd aan een keurige heer van goede stand. Zij was erg tevreden over het feit dat ik op een goed moment werd uitgenodigd door een adelborst om het jaarlijkse feest van de adelborsten in Den Helder te bezoeken. Zelf dacht ik daar anders over, maar het kwam niet in mijn hoofd op om te bedanken voor de eer. (ook over deze episode heb ik een blog geschreven: De kleding maakt het meisje… )
In het begin van mijn twintiger jaren werd het mij eigenlijk wel duidelijk dat ik helemaal geen heer aan mijn zijde wilde. Wat dan wel, daar kon ik mij maar heel moeilijk aan overgeven. Veel keus blijft er in principe niet over natuurlijk. Alleen blijven of misschien een vrouw.
Helaas was de sfeer thuis zodanig dat ik voor hulp bij die keus niet kon aankloppen bij mijn moeder. Bij mijn vader had dat misschien nog wel gekund, maar daar kwam het niet van. Er waren niet zo heel veel momenten dat er zich een gelegenheid voordeed waar ik mijn vader helemaal alleen in vertrouwen voor mijzelf had.
En zo moest ik er zelf zien uit te komen. Dat vond ik niet eenvoudig. Heel lang heb ik mezelf voorgehouden dat ik heel goed alleen kon blijven. Trouwen was voor mij echt een brug te ver, al heb ik echt wel eens een vriendje aan mijn zijde gehad, waarmee het ook altijd weer rap over was. Ik worstelde met dat alles en het nare was dat ik bevreesd was voor een breuk met mijn ouders als ik dan uiteindelijk toch zou kiezen voor de vrouwen liefde. Ik voelde een stille afwijzing en een stille ontkenning, die mij nogal koud om het hart sloeg. Achteraf gezien zal het ongetwijfeld zo geweest zijn dat die afwijzing er niet gekomen was, als ik eerder de stoute schoenen had aangedaan en wat dat betreft mijn eigen weg was gegaan. Meer moed van mijn kant had mij zeer geholpen om eerder de weg in te slaan die ik dan uiteindelijk toch ingeslagen ben.
Toen ik zover was om dan toch echt die eigen weg te gaan werd mij de toegang tot het huis van mijn moeder niet ontzegd.
Later, véél later, hebben mijn moeder en ik nog wel eens een gesprek gevoerd over die tijd. Ik had haar een brief geschreven met wat vragen. Bijvoorbeeld of zij mijn worsteling niet opgemerkt had toen. Natuurlijk had ze die worsteling gezien zei ze, maar omdat ze er zo van overtuigd was dat de lesbische liefde geen gegeven maar een keus was vond ze niet dat ze daar behulpzaam bij had kunnen zijn. Dat trof me toen weer als een donderslag. Gelukkig stond ik toen zo stevig in de schoenen dat het mij verder geen nieuwe onzekerheden bezorgde.
Dit net beschreven item heeft altijd wat mij betreft een warme vertrouwensrelatie met mijn moeder enigszins in de weg gestaan. Aan de andere kant ging er van mijn moeder op allerlei andere vlakken een grote belangstelling uit voor de dingen die ik deed, voor de dingen die ik belangrijk vond en voor mijn werk. We zijn regelmatig met elkaar op stap geweest. Vakanties, concerten, musea enzovoort. We deelden de belangstelling voor muziek en voor boeken. Er was dus veel waarin wij elkaar konden vinden en dat heb ik altijd als heel prettig en belangrijk ervaren. Dat is dan ook de belangrijkste reden dat ik nooit heb gedacht, ik stop ermee, met die moeder. Al vond ik die stille ontkenning heel onplezierig, toch heb ik nooit ook maar één moment gedacht, weet je wat…. mijn moeder laat ik verder zitten en ik ga mijn leven verder door zonder haar. Gelukkig maar. Ik ben in mijn leven enkele mensen tegengekomen, die wèl die beslissing namen. Die de banden met hun moeder verbraken en…. dat gaat dus niet. Dat was wel duidelijk. In je hoofd én in je hart blijft die band bestaan en dan ben ik ervan overtuigd dat je de feitelijke band ook maar beter kunt aanhouden.
De laatste jaren
1997 maakten mijn vriendin Francien en ik een voettocht van Nijmegen naar de Pyreneeën. Ik woonde sinds 1995 met Francien samen en deze lange wandeling (2200 km) maakten wij samen met onze twee honden Dido en Shiki. De voettocht heeft ongeveer 5 maanden in beslag genomen. Eind augustus van dat jaar zijn wij een dag of 10 in Nederland geweest. Franciens moeder, 94 jaar oud, is toen overleden en gelukkig was Francien op tijd thuis om daarbij aanwezig te zijn, Na haar overlijden kon Francien , samen met anderen de crematie regelen en daarbij aanwezig zijn. Daarna zijn wij weer terug gegaan naar de plek waar wij onze voettocht hadden onderbroken. Rond 4 oktober waren wij op eindbestemming Montaillou en zijn wij per trein weer naar huis gegaan.
Mijn moeder was jarig op 24 oktober en dat werd ieder jaar gevierd met kinderen en kleinkinderen. 24 oktober 1997 werd mijn moeder 85 jaar. Wij waren ondertussen weer thuis en de verjaardag werd gevierd in een gelegenheid in Roosendael. Oom Rob, jongste broer van mijn moeder en zijn vrouw tante Dieuwke waren ook uitgenodigd.
Francien en ik hadden een soort presentatie voorbereid over onze reis, die we nog maar zo kort geleden beëindigd hadden.
Tijdens deze bijeenkomst viel mij voor het eerst op dat mijn moeder wat betreft alertheid en gesprekken aan het veranderen was. Ik denk dat de eerste tekenen van de naderende dementie zich op dat moment openbaarden.
Twee jaar later, het pinksterweekend van 1999 hebben wij met de hele familie een uitstapje gemaakt naar Tiregand, de plek waar mijn broer Bram en zijn vrouw Josien hun huis hebben. Dit is in de Dordogne in Frankrijk en Bram en Josien hebben alle familieleden uitgenodigd om allemaal samen in een bus een lang weekend bij hen door te brengen. Niet iedereen kon natuurlijk gehuisvest worden in hun huis, dus daar waren alternatieven voor bedacht. Francien en ik bijvoorbeeld overnachtten in een klein kasteeltje in de buurt.
Daar in die bus werd er steeds duidelijker dat Ma echt tekenen van dementie vertoonde. Wat mij het meeste trof was het constante bezig zijn met haar handtas. Uitpakken, inpakken, uitpakken en weer inpakken en dat aan een stuk door.
Toch denk ik dat mijn moeder dat weekend genoten heeft. Met alle bekende mensen om haar heen.
Er was een heel programma georganiseerd. Een barbecue in één van de schuren van het complex bij Bram en Josien. Een bezoek aan een openluchtmuseum daar in de buurt. De laatste avond uit eten. Heel veel hebben we toen samen gedaan. En het was een zeer memorabel weekend.
Weer terug in Nederland bleek dat wij een oplossing moesten gaan zoeken voor het feit dat er tijdens het weekend in Belmonte géén zorg was. Bij mijn moeder kwam thuiszorg en er was iedere dag een mevrouw, die naar mijn moeder omkeek en zaken voor haar regelde. In het weekend was die hulp niet voorhanden en wij, Sam, Caroline, Heldine en Guus hebben toen met elkaar afgesproken ervoor te zorgen dat er in de weekenden altijd iemand van ons bij mijn moeder zou zijn.
In 2001 is mijn moeder verhuisd naar een verpleeghuis in Den Haag. Voordat de keus voor dit huis gemaakt was hebben wij allemaal in de buurt van onze eigen woonstee rondgekeken of er een prettig verpleeghuis voorhanden was. En… zoals gezegd, dat werd een verpleeghuis in Den Haag. De Strijp was de naam van dat huis en de vestigingsplaats was niet al te ver van de plek waar mijn zus Caroline woonde.
Daar heeft mijn moeder tot haar dood in 2005 gewoond. De Strijp was in die jaren een verpleeghuis waar men werkte met een woongroepenindeling die uitging van verschillende leefstijlen. Mijn moeder zat in de groep ‘cultuur en natuur’.
Ook tijdens de jaren in het verpleeghuis zorgden wij ervoor dat Ma ieder weekend iemand van de kinderen op bezoek had. Omdat Caroline dicht in de buurt woonde kwam die er veel vaker.
Mijn moeder ging wat haar ziekte betreft natuurlijk steeds meer achteruit. Haar geheugen trok zich steeds verder terug. In die jaren werkte ik nog. Francien en ik hebben in 2001 een huis in Frankrijk gekocht en gingen daar iedere zomer enkele weken naartoe. In februari 2005 ging Francien met pensioen. Ik ging met pensioen in april 2005. Daarna vertrokken wij naar ons huis in de Auvergne met de bedoeling daar ongeveer tot oktober te blijven. Eind juni werd ik door mijn zus Caroline gebeld en zij vertelde mij dat het niet goed ging met onze moeder. Ik heb niet lang geaarzeld en ben alleen naar Nederland gegaan, Francien bleef in Frankrijk, met de honden, dat waren toen Shiki en Soleil. Gelukkig was ik op tijd. Op 2 juli 2005 overleed mijn moeder. Zij werd begraven in Driehuis-Westerveld en werd bijgezet in het graf waar mijn vader al begraven was. In een bus zijn we allemaal samen, met mijn moeder, van Den Haag naar Driehuis-Westerveld gereden en hebben haar daar te ruste gelegd.
We hadden afgesproken met elkaar dat ik de muziek voor het afscheid zou uitzoeken en tevens heb ik daar nog een soort verhaal verteld over mijn moeder waar ik de felicitatiekaartjes die geschreven waren ter gelegenheid van haar geboorte bij gebruikt heb. Deze kaartje had ik gekregen van mijn nicht Elisabeth, dochter van de oudste broer van mijn moeder.
Toen wij, na de begrafenis weer terug waren in Den Haag hebben wij nog heerlijk gegeten bij Indisch restaurant Garoeda aan de Kneuterdijk.
Tenslotte
Één ding wil ik graag kwijt over de dementie van mijn moeder. Natuurlijk heeft zij moeite gehad om in de begintijd mee te gaan in het idee dat zij getroffen was door deze aandoening. En ik ook, ik vond dat in de begintijd moeilijk om te aanvaarden. Maar na bepaalde tijd kon niemand daar meer omheen. Ik moest leren hoe ermee om te gaan. Ik las er veel over, keek naar tv programma’s en had het er ook met andere mensen over. Ik vond het moeilijk om te zien hoe mijn moeder steeds meer gedesoriënteerd raakte en op bepaalde momenten ook angstig was.
Aan de andere kant leerde ik mijn moeder in die tijd toch ook van een hele andere kant kennen. Op mij kwam ze steeds puurder over. Het leek of de schillen die ze in haar emotionele leven had aangebracht het niet meer hielden en afvielen. Hoe moeilijk ook, dat vond ik een proces waarbij ik mijn moeder toch nog op een andere manier heb leren kennen. Mijn moeder had in mijn ogen een emotionele status opgebouwd waar ze nogal onaantastbaar leek. Die onaantastbare status leek af te brokkelen tijdens het proces van de dementie.
Ik weet niet hoe mijn broers en zus hier ingestaan hebben. Ik het er met hen nooit over gehad. Ik heb er wel met andere mensen over gesproken en daar vond ik zo nu en dan wel een herkenning.
Nog een paar foto’s.
Hoi Heldine, wat een mooi en openhartig verhaal over jou en je moeder. Alle respect, chapeau.
En natuurlijk zijn de verhalen die ik tot nu toe heb gelezen respectvol, duidelijk en mooi om te lezen.
Tot straks
Groet Marianne
Hoi Heldine,
Sodeknetter, wat een openhartige ‘post’ op je website.
Laat ik je eerst een paar spelfoutjes doorgeven, maar dat zijn peanuts in verhouding tot de inhoud van je verhaal. – In regel 4 staat ‘werkring’, dat moet zijn: ‘werk*k*ring’ – Onder het kopje *Overdenking* in de eerste regel na de MMS: Wat is me… moet zijn: Wat i*k* me…. – En 8 regels boven het kopje *De laatste jaren*: “Dat is dan ook de belangrijkste rede” moet zijn: rede*n* – Onder het kopje *De laatste jaren*: de 3e zin ‘Toen wij weer thuis waren… eindigt in het niets, verzandt in bijzinnen, kortom er klopt iets niet.
Ja, zoals gezegd, is je verhaal – met name de *Overdenking -* buitengewoon openhartig en intiem. De strijd die je geleverd hebt, de opvattingen van je moeder daarover, de overweging dat praten met je vader misschien beter was geweest, maar dat dat er niet van gekomen is; de weinige steun die je van huis uit ontving voor je andere levenswandel en keuzes; je dwingt als het ware een erkenning van je levenskeuzes af, die je vroeger gemist hebt. het lijkt wel alsof je opnieuw uit de kast komt (wat ik overigens een onaangename uitdrukking vind). Ik vind het erg dapper dat je dit allemaal vertelt ‘aan de wereld’.
In de *Inleiding *schrijf je ook dat je vermoedt dat “de geboorte van je jongste broer een gezinsuitbreiding betrof waar waarschijnlijk niet op gerekend was, zij het dat dat nooit uitgesproken is”. Ik vroeg mij in dit geval wel even af of de betreffende broer (Guus?) dit prettig vindt om te lezen, ook al is-ie misschien als jongste extra verwend (?).
Voor nu – want we zien elkaar donderdag – nog een slotvraag: Heb je met Marieke nog overlegd over de zin dat “je moeder beslist niet alleen in Goes wilde blijven wonen”(?).
Tot donderdag groet, Henk