
Gustaaf Abram Dunlop, roepnaam Bram, werd op 11 september 1887 geboren in Buitenzorg (Batavia).
Hij was de jongste zoon van Eduard Willem Dunlop en Anna Maria Mikkers (mijn overgrootouders), die op 31 juli 1880 in het huwelijk waren getreden in Batavia.

Op 16 juni 1881 werd oudste zoon Eduard Willem, roepnaam Eddy, geboren in Batavia (Hij zou veel later mijn grootvader worden, vader van mijn vader) en op 6 januari 1883 werd tweede zoon Samuel Johannes Cornelis, roepnaam Sam, geboren.

17 mei 1890 overlijdt Brams vader plotseling aan een hartziekte, hij was toen 37 jaar oud. Bram was toen bijna drie jaar en heeft zijn vader dus niet echt bewust gekend.



Na het overlijden van haar echtgenoot vertekt Anna Maria Dunlop-Mikkers al heel snel vanuit Batavia naar Nederland, waar zij haar drie zoons opvoedt. De eerste jaren woont zij met haar drie zoons in Nijmegen.



Bram gaat naar de Openbare Handelsschool in Amsterdam en krijgt daarna een baan bij de Nederlandsche Indische Handelsbank in Amsterdam. Via die bank wordt hij uitgezonden naar vestigingen in Azië en zo komt hij al heel jong in Singapore terecht, waar hij een tijd met zijn moeder samenwoont.

Daarna gaat zijn moeder naar Nederland en later naar Indië en blijft Bram werken in Singapore. In Singapore werkt hij tot ongeveer juni 1905. Daarna wordt hij uitgezonden naar de locatie Hong Kong en gaat ook daar werken voor de Nederlandsch Indische Handelsbank. Van daaruit schrijft hij aan zijn moeder. Brieven die steevast beginnen met de aanhef ‘Liefste moeder’.
Bram had een innige band met zijn moeder, die in 1907 na een verblijf in Nederland en bij haar oudste zoon Eduard Willem in Soerabaja, voor een tijd naar Hong Kong gaat, waar ze enige tijd weer met Bram samenwoont. Toen zij weer verenigd waren was het natuurlijk over met de briefwisseling.
Deze ‘Liefste moeder brieven’ trof ik aan in het archief dat ik begin 2023 uit Amsterdam heb opgehaald. Alleen de brieven die Bram aan zijn moeder schreef vond ik in het archief in Amsterdam. Waar de brieven van zijn moeder, die geschreven zijn in die tijd weet ik niet. Die zaten er helaas niet bij. Maar alleen de brieven van Bram geven al een prachtig beeld van wat hij daar in dat verre Singapore en Hong Kong meemaakte. Welke activiteiten hij ontplooide en hoe zijn gedachten en ideeën waren die hij had in die tijd.
Over mijn overgrootmoeder Anna-Maria Dunlop-Mikkers heb ik een blog geschreven:
Na deze beginjaren bij de Nederland-Indische Handelsbank heeft Bram een glanzende carrière gemaakt als directeur van deze bank, De naam van de Nederlandse Indische Handelsbank veranderde na 1950 in de Nationale Handelsbank, die nog later weer overging in uiteindelijk de ABN Amro bank.
Als Bram Azië verlaat in 1921 waar hij al een tijd Hoofdagent is van de verschillende vestigingen van de Nederlands Indische Handelsbank in India, China, HongKong en Singapore krijgt hij een album aangeboden met tekeningen en handtekeningen van het personeel van die vestigingen.
In 1921 wordt hij directeur van de vestiging in Amsterdam.

In 2004 komt het boek ‘Tussen Cultures en kredieten’ uit in de serie ABN AMBRO historische publicaties.
In dit boek komt Bram Dunlop enige malen ter sprake.



In een artikel uit het ‘Tijdschrift sociale en economische geschiedenis’ het volgende artikel over het boek van Korthalt Altes. Tussen cultures en kredieten:
W.L. Korthals Altes, Tussen cultures en kredieten: een institutionele geschiedenis van de Nederlandsch-Indische Handelsbank en Nationale
Handelsbank, 1863-1964
Article in Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis · March 2005
DOI: 10.18352/tseg.723
W.L. Korthals Altes, Tussen cultures en kredieten: een institutionele geschiedenis van de Nederlandsch-Indische Handelsbank en Nationale Handelsbank, 1863-1964 (Amsterdam: nibe, 2004) 574 p. isbn 9055162078)
’De oprichting van de Nederlandsch-Indische Handelsbank op 14 juli 1863 was een uitvloeisel van de Crédit Mobiler-gedachte’, zo begint Korthals Altes zijn verhaal. Volgens deze gedachte was economische ontwikkeling te stimuleren door het bijeenbrengen van grote kapitalen voor kredietverlening en deelnemingen. Ongeveer honderd jaar zou de Nederlandsch-Indische Handelsbank (nihb) zich met dergelijke activiteiten gaan bezighouden, soms met succes, maar ook met de nodige tegenslagen.
Vele thema’s en onderwerpen uit de ruim honderdjarige geschiedenis van de nihb passeren in dit boek de revue. Zoals de soms gespannen verhouding tussen de directie in Amsterdam en de hoofdagent in Batavia. Deze kwam pregnant tot uiting tijdens het zogeheten Insulinde-debacle in 1921. De directie in Amsterdam sloeg op lichtzinnige wijze de dringende waarschuwingen van het hoofdagentschap tegen een tomeloze kredietverlening aan de Oliefabrieken Insulinde in de wind. Een dergelijke waarschuwingsbrief van de hoofdagent, G.A. Dunlop, werd in Amsterdam bijvoorbeeld in de kantlijn voorzien van de kwalificaties ‘klets’ en ‘gedaas’. Maar de hoofdagent had gelijk: de kredieten leverden de nihb een enorme strop op. Dunlop zou hierna veertig jaar de eerste viool spelen bij de bank. Hij zou onder meer te maken krijgen met de politieke spanningen tussen Nederland en Indonesië, waardoor de uitoefening van het bedrijf in de jaren vijftig ernstig in het gedrang kwam. Uit de krant moest de nhb, zoals de bank inmiddels heette, in 1959 vernemen dat de Indonesische regering uiteindelijk het bedrijf had genaast.
Het begin van het definitieve einde was de ‘belangengemeenschap’ die de Rotterdamsche Bank het jaar daarop aanging met de nhb. Feitelijk kwam dit neer op ‘opslokking’. ‘De instelling die het in de jaren 1860 in Indië niet had kunnen bolwerken, nam tenslotte de bank over die daarin wel was geslaagd’, zo omschrijft Korthals Altes deze ironie van de geschiedenis. Overigens zou de Rotterdamsche Bank al in 1964 alle Aziatische kantoren weer verkopen. In dit lijvige boekwerk treft de historisch geïnteresseerde lezer veel boeiende informatie aan. Zo is het aardig om te lezen dat Dunlop in 1939 instrueerde ‘afwijzend te staan tegenover de te verwachten toenemende vraag naar blanco krediet uit relatiekringen die door nauwe banden met de dictatuurlanden waren verbonden.’ Met enige goed wil valt dit maatschappelijk verantwoord ondernemen avant la lettre te noemen. Maatschappelijk minder verantwoord, naar de huidige maatstaven gemeten althans, was echter de opvatting van het agentschap in 1919 dat ‘Amsterdam het beschavingspeil van het grootste deel van de Indische cliëntèle te hoog aansloeg.’
Korthals Altes toont met dit boek opnieuw aan dat hij op financieel en bancair terrein zeer deskundig is. Daarom is het zonde dat hij zijn verhaal sterk in kroniekvorm vertelt. De vele gebeurtenissen, hoe onbelangrijk soms ook, worden vaak chronologisch behandeld. De lezer komt aan de hand van de lopende tekst precies te weten van welke datums de stukken dateren die de auteur heeft gebruikt. Korthals Altes wekt, in andere woorden, de indruk te weinig boven zijn bronnen te staan. Zijn wat dorre schrijfstijl komt de leesbaarheid ook al niet ten goede. Jammer is ook dat de hoofdfiguren in het verhaal zo weinig tot leven komen. De auteur geeft in de inleiding aan dat hij dat zelf ergens wel jammer vindt. Maar: ‘Een combinatie van principiële en praktische redenen leidde ertoe dat ik daarbij selectief te werk ben gegaan.’ Enige selectiviteit heeft Korthals Altes ook betracht bij het gebruik van zijn bronnen. Hij heeft geen poging ondernomen de stukken in Indonesië zelf te raadplegen. Daarom is vervolgonderzoek op deelaspecten van dit onderwerp in de toekomst waarschijnlijk nog wel mogelijk. Deze bezwaren nemen niet weg dat lezers met interesse in koloniale of bancair historische geschiedenis blij mogen zijn met weer een zeer informatieve detailstudie.
abn amro timmert in dit opzicht goed aan de weg. De afgelopen jaren heeft zij een aantal gedegen boekwerken mogelijk gemaakt, onder meer over het ontstaan van Amro en abn, over 175 jaar abn amro en over banken in bezettingstijd.In de (verre) toekomst kunnen we monografieën over de Twentsche Bank, de Nederlandsche Handel- Maatschappij, de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank verwachten.
Hopelijk is de zakelijke doch stijlvolle vormgeving voor de boeken uit deze serie dan intact gebleven.
Stefan de Boer
Rabobank Nederland
Afdeling Bedrijfshistorie
Hierbij een gedeelte van een artikel over Christiaan Pieter van Eeghen, mede directeur van Bram Dunlop,
Het artikel komt uit: Economische en Sociaal-Historisch Jaarboek 32 (1969) waarin mede directeur G.A. Dunlop ook ter sprake komt
De keuze van de heer Gerrit de Marez Oyens viel op de jonge Mr. Chr. P. van Eeghen. Deze heeft bij de Nederlandsch Indische Handelsbank aan de in hem gestelde verwachtingen voldaan. De bank kreeg een directeur, die overal gaarne werd ontvangen, aan wiens oordeel een ieder in Nederland hoge waarde hechtte, wiens vriendschap men als een eerbewijs zag en die deze hem zelf wel bewuste eigenschappen combineerde met de innerlijke bescheidenheid en wijsheid om zich weinig in te laten met de eigen voornamelijk Indische affaires van de Bank. Zijn mede-directeur Dunlop was daartoe immers meer dan competent en had bovendien de geldingsdrang en de eerzucht, die Mr. Cbr. P. van Eeghen ontbraken. Beide tezamen vormden, in volstrekte tegenstelling, een waardevolle combinatie, aangezien de terughoudendheid van de directeur Van Eeghen niet zover ging, dat hij zijn waarschuwend geluid achterhield, wanneer hij vond dat de Bank op het punt stond iets minder verstandigs te doen
En dan volgen nu de ‘Liefste moeder’ brieven:

Ik ga deze brieven van Bram aan zijn moeder Marie Mikkers integraal opnemen en geef daar bij iedere brief een kort commentaar bij.
Singapore 1905 21 mei. 5 kantjes
Bram is nog niet lang in Singapore en beschrijft zijn werkzaamheden. Hij heeft veel werk.
Hij verwacht veel van de komst van ene Gerrit, die ook bij de bank zal komen werken en hoopt dan wat meer vrije tijd te hebben en wat meer te kunnen uitgaan.
Gerrit is ook nieuw in Singapore, dus kunnen ze de stad en het uitgaansleven samen gaan ontdekken.
Bram vertelt over zijn visite aan de familie Haga. Met meneer Haga gaat hij een boottochtje maken langs de Tambangang.
Singapore 1905 25 mei. 14 kantjes
Dit is een hele uitgebreide brief van Bram aan zijn moeder. Hij heeft het over zijn leven in Singapore. Hij heeft het over allerlei mensen. Hij heeft het veel over zijn broer Sam die ziek is , maar waar hij op dat moment het volle vertrouwen heeft dat dat weer goed komt. Helaas zijn die positieve uitspraken van Bram niet terecht. Op 30 augustus 1905 zal broer Sam op 22 jarige leeftijd overlijden in het sanatorium in Doorn.
1905 19 juni. Singapore. 10 kantjes
Deze brief van 10 kantjes begint met een verslag over twee verjaardagen die Bram heeft gevierd. 16 juni de verjaardag van zijn broer (mijn grootvader) die hij samen met vriend Gerrit heeft doorgebracht en op 17 juni de verjaardag van Brams moeder, die hij voor een deel slapend heeft doorgebracht omdat het de dag ervoor zo heel erg laat was geworden.
Bram vertelt wat hij als cadeau naar zijn broer heeft gestuurd. Ook verteld hij dat hij door de komst van vriend/collega Gerrit minder tijd heeft om heel uitgebreide brieven te sturen, maar dat moeder geen zorgen behoeft te hebben dat hij toch nog regelmatig haar raad zal vragen.
Na deze ontboezeming een stukje over Willem Buurman, de vader van de verloofde van zijn broer Lène Buurman van Vreeden.
Over Willem Buurman (van Vreeden) heb ik aantal blogs geschreven:
De brief eindigt met een oordeel van Bram over het nieuwe huis van zijn moeder. Hij vindt alles wat ze heeft bedacht mooi en handig en geeft haar ook nog wat goede raad over een aantal zaken.
1905 28 juni. Singapore. 4 kantjes
In deze brief van Bram is te lezen dat zijn moeder eind oktober van plan is naar Indië te reizen.
Lène (mijn grootmoeder) reist met haar aanstaande schoonmoeder mee en Bram vraagt zich af of ze misschien een tussenstop in Singapore wil maken.
Meneer Buurman (vader van Lène, mijn grootmoeder) is weer gezond terug uit Indië.
Bram vraagt zich af wat de plannen zijn omtrent zijn broer Sam als zijn moeder in oktober naar Indië vertrekt
En dan te bedenken dat broer Sam als zijn moeder in oktober gaat vertrekken al overleden zal zijn!
Hong Kong.
De eerste brief uit Hong Kong die Bram aan zijn moeder schrijft is gedateerd 25 augustus 1906. Dat is dus ruim een jaar ná de laatste brief uit Singapore.
In dat jaar zonder brieven is er ongelooflijk veel gebeurd. Zoals al vermeld Sam, Brams broer is overleden op 30 augustus 1905 in het sanatorium van Doorn. Brams moeder is dan in Nederland.





In oktober reist Brams moeder met Helena Carolina Buurman-van Vreeden, haar aanstaande schoondochter, naar Indië.





1906 25 augustus. 3 kantjes
De brief begint met het melden dat er nog geen kantoorpand is gevonden in Hong Kong.
Bram vertelt over de hitte in Hong Kong op dat moment. Dat is op de berg Peak,, hét uitstapje van Hong Kong, wel anders. Daar is het weer heerlijk koel en door het vele werken is hij daar nog niet geweest. Maar dat komt er toch van. Dit stukje brief is met potlood geschreven, want Brams baas lag te slapen en zo kon Bram niet bij de inkt komen.

1906 9 september. Hong Kong. 4 kantjes
Een kantoorgebouw is nog steeds niet gevonden. In deze brief wordt enige malen gesproken dat Bram gaat ‘tiffinen’ bij iemand. Ik had geen idee wat dat zou kunnen zijn…. als je gaat tiffenen bij iemand ga je daar een tweede ontbijt/ lichte lunch/ gebruiken. Door bepaalde oorzaken kon Bram niet gaan tiffinen. In deze brief beschrijft hij een van de oorzaken… tijdens het zwemmen heeft hij zijn voet bezeert aan de rotsen en kan eigenlijk niet goed meer lopen.
Dus was Bram op thuisblijven aangewezen. In het volgende deel van de brief beschrijft hij wat hij door dit gedwongen thuisblijven allemaal kan doen.
Bram eindigt de brief met dank voor alle cadeaux die zijn moeder hem heeft gestuurd (voor zijn verjaardag. Hij voelt zich enorm verwend!
1906 12 september. Hong Kong. 4 kantjes
Dit is het vervolg van de brief van 9 september en geschreven een dag na zijn verjaardag. Hij is 19 jaar geworden.
Bram is in afwachting van een nieuwe chef, die Boetje heet. Nog steeds is er geen kantoor geregeld en Bram heeft daarover een brief gekregen van meneer Haga, zijn huidige chef.
Helaas mist er één of misschien meer kantjes van deze brief.
1906 16 september. 4 kantje
Bram geeft in deze brief een mooie beschrijving over de voorbereidende werkzaamheden die hij verricht in verband met de te openen nieuwe locatie in Hong Kong.
Hij heeft het ook over een ‘Comprador’ die hij heeft aangesteld:

1906 21 september. Hong Kong. 3 kantjes

1906 25 september. Hong Kong. 12 kantjes
Bram schrijft een heel uitgebreid verslag over de typhoon die zich een paar dagen eerder voordeed en als tweede onderwerp bespreekt hij zijn nieuwe chef Boetje heel uitgebreid met zijn moeder.
1906 26 september. Hong Kong. 4 kantjes
Deze brief is een vervolg op de brief die Bram de dag ervoor heeft geschreven. Hij gaat ook in deze brief weer in op zijn relatie met zijn nieuwe chef Boetje.
Opmerkelijk in deze brief is dat hij hoort van zijn moeder dat er een bericht de wereld in is gestuurd dat hij een engagement met Queen heeft, een jongere zus van Lène, mijn grootmoeder, die dat jaar met zijn oudste broer Eddy is getrouwd. Hij vermoed dat het bericht de wereld in is gestuurd door ‘de Buurlui’, waarvan ik denk dat hij daarmee de familie Buurman van Vreeden bedoeld.
1906 1 oktober onvolledig. Hong Kong. 4 kantjes
Deze brief is helaas ook onvolledig.
Bram heeft het over zijn vriend Gerrit die met zijn vriendin Cor Kruimel enige tijd bij zijn moeder in Singapore heeft gelogeerd.
1906 5 oktober. Hong Kong. 6 kantjes
Brams moeder zal over enige tijd overkomen vanuit Singapore naar Hong Kong en Bram vraagt naar de verkoping van de meubels en andere zaken.
1906 15 oktober. Hong Kong, 8 kantjes
De brief begint met een bericht over de dood van een jonge vriend. Bram probeert zijn moeder, die natuurlijk onlangs haar middelste zoon, die 22 jaar was, heeft verloren en in 1890 al is geconfronteerd geweest met het jonge overlijden van haar echtgenoot, te troosten. Prachtig en aandoenlijk stukje in deze brief.
Ook is duidelijk dat schoondochter en schoonzus Lène, vrouw van Eddy, zwanger is van haar kind, waarvan Bram er kennelijk van overtuigd is dat dat een zoon zal zijn, al zegt hij er wel bij dat een dochter óók welkom zal zijn.
In deze brief staat te lezen dat Brams moeder in februari 1907 naar Hong Kong zal komen en dat zij weer een tijd samen in een huis gaan wonen.
Bram meldt nog ’s dat hij het prima kan vinden met Boetje en dat hij hem zo ver heeft gekregen dat hij echt naar hem luistert en dat het nu weer een beetje op z’n Singapore’s aan toe gaat, wat betekent dat Boetje zijn adviezen goed ter harte heeft genomen. Ook in de privésfeer gaat het prima tussen hen. Ze praten over van alles wat en Bram vind het heerlijk dat hij, net als hijzelf, weg is van Heinrich Heine en de Genestet. Heerlijke conversaties lijkt me! Boetje is een bewonderaar van het mooie, het schone in kunst en natuur’ en dat spreekt Bram heel erg aan!
1906 20 oktober. Hong Kong. 6 kantjes
Door deze brief wordt duidelijk dat moeder van Singapore naar Java gaat en enige tijd bij Eddy en Lène gaat verblijven. Als het goed is wordt ergens in december haar eerste kleinzoon/dochter geboren en zal ze daar zeker een helpende hand kunnen uitsteken. Daarna verhuist ze naar Hongkong.
1906 16 november. Hong Kong. 5 kantjes
Een brief van vijf kantjes boordevol leuke anekdotes. Door het lezen van de brief is duidelijk te merken dat Bram bezig is met het ontwikkelen van een prima carrière bij de Nederlands Indische Handelsbank.
In deze brief schrijft hij bijvoorbeeld dat het erin zit dat hij via chef Boetje een P.P. zal krijgen. Dat betekent dat hij voor zijn chef zal mogen tekenen. Per Pro = Per Procuration.
1906 22 november Hong Kong. 1 kort briefje


1906 24 november Hong Kong. 1 kort briefje

1906 26 november. Hong Kong. 3 kantjes
Bram gaat misschien verhuizen…. naar een ‘Engelsche’ familie, waar hij die taal goed oefenen kan. Ook hebben ze een tennisbaan én een dochter.
Hij heeft het razend druk op zijn werk, leest niet veel omdat hij uitgeblust is aan het eind van de dag en gaat dan graag een kegelen of lekker kletsen met mensen uit de Hollandse kolonie.
1906 29 november Hong Kong. 4 kantjes
Het lijkt of er iets tussen de vriendschap van Gerrit en Bram is gekomen. Helemaal duidelijk wordt dit echter niet.
1906 5 december, Hong Kong. 1 kantje
Bram heeft vanuit het bankkantoor in Batavia toestemming gekregen voorde P.P. status en is daar heel erg blij mee. Op kantoor fuift hij op champagne om het vieren. Hij memoreert ook nog ’s dat hij vindt dat hij heel erg geschikt is voor zo’n status.

1906 10 december. Hong Kong. 3 kantjes
Bram heeft rond Sinterklaas een pakket met cadeautjes gekregen uit Soerabaja van zijn moeder en van Eddy en Lène. Hij heeft het nog niet opengemaakt, maar gaat dat binnenkort doen. Hij vermeld nog eens zijn P.P. status en hoe blij hij daarmee is.
Met Kerst is hij uitgenodigd voor een groot feest bij een Hollandse familie, dat door de dames wordt georganiseerd. Hij verheugd zich er op.
1906 18 december. Hong Kong. 2 kantjes
De (klein)zoon is geboren op 14 december 190. Bram heeft een telegram gekregen en de gebeurtenis uitbundig gevierd.
Natuurlijk verteld hij ook over zijn werk. Hij heeft samen met zijn chef Boetje een medewerker uit Batavia, die zich ernstig misdragen had de les moeten lezen. Dat gaat je niet in je koude kleren zitten.
1907 begin januari Hong Kong 1 briefkaart
Een nieuwjaarswens aan Brams moeder in Soerabaja.

1907 begin januari 2 Hong Kong. 1 briefkaart
Nog een briefkaart aan zijn moeder in Soerabaja. Bram heeft nog steeds geen tijd, door heel drukke werkzaamheden, om zijn moeder een lange brief te schrijven.

1907 7 januari. Hong Kong. 4 kantjes
Weer eens een iets langere brief van Bram aan zijn moeder. Driekoningen, 6 januari is voor moeder. voor Eddy en voor Bram een moeilijke dag vol herinneringen. Én vader Eduard Willem en zoon Sam waren allebei op deze dag jarig. Vader Eduard Willem is in 1890 op 37 jarige leeftijd overleden, zoon Sam is in 1906 op 30 augustus op 22 jarige leeftijd overleden en het is het eerste jaar dat diens verjaardag niet meer gevierd is. Droevige herinneringen. Als grote troost is er natuurlijk de geboorte van de eerste kleinzoon Eddy op 14 december 1906. Aan al deze zaken refereert Bram en hij probeert zijn moeder te troosten.
Hij kijkt uit naar het moment dat zijn moeder naar Hong Kong zal komen en zij weer samen gaan wonen. Dat zal waarschijnlijk komende februari gaan gebeuren.
1907 22 januari. Hong Kong. 2 kantjes
Een brief met een beschrijving van het dagelijks kantoor en privé leven van Bram.
Leuk om te lezen is dat hij via Boetje aan het lezen van Multatuli is begonnen, Hij vindt dat hij soms een beetje overdrijft, maar kan zich toch in veel beschrijvingen wel vinden.
1907 29 januari. Hong Kong. 9 kantjes
Een brief met een toon die we van Bram niet zo kennen. Deze brief is minder optimistisch. Hij uit veel kritiek op de bank.
En ook kijkt hij erg uit naar het moment dat zijn moeder bij hem zal zijn in Hong Kong.
1907 14 februari. Hong Kong. 1 briefkaart
Een kort kaartje wegens gebrek aan tijd.

1907 18 februari. Hong Kong. 4 kantjes
Het moment dat moeder zal komen komt snel naderbij. Bram is nog steeds heel erg bezig met het werk en daarmee zit zijn hoofd behoorlijk vol.
Hij schrijft over een markt die t.g.v. het Chineesche nieuwjaar werd gehouden en is daar heel enthousiast over.
1907 4 maart. Hong Kong. 2 kantjes
En dan hierbij de laatste brief van Bram aan zijn moeder. Ook in deze brief nog vele stekeligheden over de bank.
Ter afsluiting van de brievenreeks hierbij één van de afsluitingen van de brieven van Bram aan zijn moeder:

Nog enige wetenswaardigheden over Gustaaf Abram Dunlop.
Bram trouwde, 35 jaar oud, op vrijdag 10 november 1922 in Amsterdam (Nh) met Josephine Vick , 42 jaar oud.

Josephine is geboren op donderdag 29 april 1880 in Red Bluff, Californië, Verenigde Staten, dochter van Frank Vick en Sarah Patten. Josephine is overleden op maandag 5 augustus 1968 in Amsterdam (Nh), 88 jaar oud.

Bram overleed één jaar eerder, in 1967.

Er zijn nog veel meer dingen over oudoom Bram te vertellen en daar zal ik, indien de tijd het toestaat, ook nog blogs aan wijden.
Bijvoorbeeld over het feit dat hij in 1942 enkele maanden in het gijzelaarskamp Beekvliet in St. Michielsgestel heeft gezeten.
Ik heb daar al veel info over verzameld en het is mijn bedoeling dat ik daar in de toekomst een blog over zal schrijven.









































































































































